Onderzoekers van de UGent, UCLouvain en KU Leuven evalueerden het Belgische drugsbeleid. De studie toont aan dat een update van dat beleid hoognodig is, onder meer om het af te stemmen op de maatschappelijke uitdagingen van vandaag.
Het huidige drugsbeleid mist visie en is versnipperd
Zowel de federale regering als de deelregeringen geven vorm aan het Belgische drugsbeleid.
Via twee beleidsplannen stellen ze een gemeenschappelijke aanpak van het drugsfenomeen voor: “de Federale Drugsnota” van 2001 en de “Gemeenschappelijke Verklaring” van 2010.
Het huidige drugsbeleid steunt nog steeds op deze twee beleidsplannen, ook al zijn ze gedateerd. Zo spreken de beleidsplannen bijvoorbeeld nog van de integratie van het Drugsprogramma van de Rijkswacht in de Federale Politie.
Verder kan de beleidsvisie volgens de onderzoekers omschreven worden als een "compromis à la belge”: het beleid somt vage en breed geformuleerde doelstellingen op waarbinnen elk beleidsniveau en -domein de ruimte neemt om zijn eigen, individuele koers te varen zonder gedeelde visie.
Beleid en praktijk groeien zo steeds verder uit elkaar. Dat zien we bijvoorbeeld met de introductie van gebruikersruimtes in Luik en Brussel, die ontstaan zijn zonder een wettelijk kader of steun van de (toenmalige) federale regering.
Het onderzoek toont verder aan dat het huidige drugslandschap versnipperd is over de diverse beleidsdomeinen en -niveaus, wat leidt tot een gebrek aan overzicht van wat gerealiseerd is.
Recente drugsbeleidsinitiatieven worden vaak binnen een specifiek beleidsniveau (bv. in Vlaanderen) en beleidsdomein (bv. Volksgezondheid) genomen, maar een gezamenlijke aanpak ontbreekt.
Bovendien heeft niemand een volledig overzicht van het Belgisch drugsbeleid, of zelfs van de initiatieven en realisaties binnen een subdomein zoals bijvoorbeeld een inventaris van drugspreventieacties.
De fragmentatie is ook zichtbaar binnen de praktijk zelf. Zo ontbreekt onder andere een duidelijke taakafbakening tussen lokale en federale politie en leidt een gebrek aan financiering van de preventiesector tot concurrentie tussen gezondheidsthema’s en doelgroepen.
Het huidige drugsbeleid mist aansturing en samenwerking
Hoewel een ‘integrale en geïntegreerde samenwerking’ het mantra is van het Belgisch drugsbeleid, blijkt dat voornemen moeilijk te vertalen naar de praktijk.
Het coördinatieorgaan voor het Belgisch drugsbeleid, de Algemene Cel Drugsbeleid, wordt beschouwd als een cruciaal discussieforum om het integraal en geïntegreerd drugsbeleid vorm te geven.
Verschillende aspecten van deze Algemene Cel Drugsbeleid, zoals het grote aantal leden, het gebrek aan continuïteit bij de leden en het wankele evenwicht tussen bevoegdheden, brengen echter een stabiel en duurzaam drugsbeleid in gevaar.
In tegenstelling tot de meer lokale niveaus is coördinatie en samenwerking op federaal en deelstatelijk beleidsniveau veel minder gangbaar.
Zo is er bijvoorbeeld een gebrek aan politieke consensus en afstemming tussen verschillende beleidsactoren in centrale discussies zoals de ontwikkeling van een alcoholbeleid.
Het huidige drugsbeleid mist input van onderzoek, praktijk en ervaringsdeskundigheid
Hoewel het huidige drugsbeleid benadrukt evidence-based te zijn, is dit in de praktijk minder het geval en wordt de stem van onderzoek, praktijk en ervaringsdeskundigheid vaak niet meegenomen in de ontwikkeling van het beleid.
Een voorbeeld kan gevonden worden in het uitblijven van de ontwikkeling van een overkoepelend alcoholbeleid, niettegenstaande praktijk en wetenschap dergelijk plan sterk onderschrijven.
Beleidsmakers beschikken over veel internationaal en nationaal onderzoek rond effectieve praktijken, gelinkt aan de vraag- en aanbodzijde van het drugsbeleid. Deze solide evidentie kan het beleid informeren.
Toch leiden resultaten van wetenschappelijk onderzoek slechts sporadisch tot een effectieve ontwikkeling of bijsturing van het Belgische drugsbeleid.
Verder stelden de onderzoekers vast dat veel initiatieven en realisaties bottom-up tot stand zijn gekomen.
Verschillende initiatieven worden vaak eerst lokaal opgestart en worden pas daarna omgezet in beleid. Dat is vooral een positieve zaak omdat deze initiatieven eerst op kleine schaal uitgeprobeerd worden en deze manier van werken toelaat rekening te houden met een lokale context.
De praktijk blijkt dus in realiteit vaak de motor van het Belgisch drugsbeleid te zijn, vooral in het bieden van een (innovatief) antwoord op de steeds veranderende uitdagingen.
Toch is er bij de ontwikkeling van het Belgisch drugsbeleid weinig ruimte voor die praktijkkennis, net zoals er weinig ruimte is voor de stem van ervaringsdeskundigen.
Naar een nieuw Belgisch drugsbeleid
De onderzoekers besluiten dat er nood is aan een eenduidige beleidsvisie, die een duidelijke koers uitstippelt voor het Belgisch drugsbeleid.
Ze pleiten daarom voor een nieuwe drugsstrategie met bijhorend actieplan dat duidelijke doelstellingen en acties formuleert, alle beleidsdomeinen (onder andere Volksgezondheid, Justitie, Binnenlandse Zaken) aanspreekt en gericht is op zowel drug- als gedragsverslavingen, zoals gokken en gamen.
Deze nieuwe drugsstrategie moet gestoeld zijn op zowel wetenschappelijke kennis, praktijkkennis als ervaringskennis.
Om dit te realiseren, stellen de onderzoekers een versterking van de huidige coördinatie voor door nieuwe multidisciplinaire werkgroepen te creëren, bestaande uit wetenschappelijk onderzoekers, praktijkwerkers, maatschappelijk middenveld en ervaringsdeskundigen die het drugsbeleid mee vorm geven.'
Foto's : Mega crystal meth-labo ontdekt in Nederweert, nabij Belgische grens, in juli 2021 : €1 miljoen handelswaarde pér dag / Nederweert24/NNieuws.